Veredeling, uitgangsmateriaal en gewasbescherming

PLANTUM: 'WEERBARE TEELT BEGINT MET GEZOND UITGANGSMATERIAAL'

Weerbare teeltsystemen, en als belangrijke factor daarin weerbare gewassen, staan centraal in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Welke bijdrage kunnen veredeling en uitgangsmateriaal leveren? Welke ontwikkelingen komen op ons af? En welke hindernissen zien we daarin? We vroegen het Niels Louwaars en Gea Bouwman van Plantum.

Nederland toonaangevend in de wereld

Plantum is de Nederlandse branchevereniging van bedrijven die veredelen en die plantaardig uitgangsmateriaal op de markt brengen. Denk bij dat laatste aan zaaizaad, pootgoed, stekken, knollen en bollen. We spreken met directeur Niels Louwaars en specialist gewasbescherming Gea Bouwman. Nederland is mondiaal toonaangevend op het gebied van veredeling en uitgangsmateriaal. En dan vooral in groentegewassen, aardappelen, graszaad en sierteelt. In opkomst zijn groenbemesters en zogeheten vanggewassen (deze laatste hebben een bestrijdend effect, bijvoorbeeld tegen aaltjes).

Niels Louwaars

Gea Bouwman

Veredelen is vooruit denken

Veredelen is vooruitdenken, legt Niels Louwaars uit. "Veredelen kost tijd. Daarom moeten veredelaars oog hebben voor ontwikkelingen en daar tijdig op inspelen. Ter illustratie: toen we zagen dat de gezinnen steeds kleiner werden, zijn de veredelaars kleinere bloemkolen gaan ontwikkelen, maar met dezelfde opbrengst per hectare. Ook zien we plantenziekten vanuit Zuid-Europa naar ons land komen. Veredelaars spelen daar op in door nu al resistenties in te brengen in Noord-Europese rassen voor ziekten en plagen die in warmere streken voorkomen."

Gea Bouwman illustreert met enkele voorbeelden: "Denk hierbij aan tobamovirussen in vruchtgroenten, nieuwe varianten van de wratziekte in aardappel, en insecten als de maïswortelboorder en de tomatenmineermot. Met daarbij de opmerking dat veredeling op insectenresistentie wel lastig is."

Maïswortelboorder

Nieuwe veredelingsmethoden bieden mogelijkheden

In het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 worden nieuwe veredelingsmethoden als belangrijke route gezien naar weerbare rassen. Met veredeling kun je immers resistenties tegen ziekten en plagen inbouwen. Nieuwe veredelings­technieken, zoals CRISPR-Cas en gene editing, kunnen de snelheid daarvan vergroten.

"Bepaalde stappen in veredeling gaan zeker sneller met deze technieken", zegt Gea Bouwman. "Daar kun je in bepaalde gevallen twee tot vier jaar mee winnen en dat is veel in veredeling. Maar stappen als het toetsen in teelten en het vermeerderen blijven even veel tijd innemen als ze altijd al deden. Dat is goed om te beseffen. CRISPR-Cas is geen toverstokje."

Voor het zo ver is, moet eerst een belangrijke hindernis worden genomen. "Door een uitspraak van het Europese Hof worden de genoemde veredelingstechnieken als gereguleerde genetische modificatie (GMO) geclassificeerd. Ons inziens is dat onterecht, want je past alleen maar eigenschappen aan binnen de eigen soort, zoals je met klassieke veredeling ook doet. Maar dan zeer gericht, binnen het gen. Het gevolg is dus dat de GMO-regels gelden voor deze technieken. Die zijn zo streng en vragen zoveel onderzoek, dat het alleen voor zeer grote bedrijven is op te brengen om deze technieken toe te passen."

Op Europees niveau loopt hier nu discussie over. "De hoop is dat veel toepassingen vrijgesteld worden van de GMO-wetgeving. Een recent EU-rapport stelt dat we deze technieken nodig hebben om de doelstellingen van de Europese Green Deal en de Farm to Fork strategie te realiseren. Als die aanpassing van de wetgeving er komt, zijn deze technieken ook voor kleinere veredelingsbedrijven rendabel toe te passen. Maar veredeling heeft tijd nodig. Dus om de doelstellingen voor 2030 te halen, moet die wetsverandering er wel snel komen. Daar is zeker ook het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 bij gebaat."

Veredeling en gewasbescherming gaan hand in hand

Hoe zit het met het middelengebruik in de zadensector en bij bedrijven die jonge planten opkweken? "Gewasbeschermingsmiddelen zijn en blijven nodig", stelt Niels Louwaars. "Om meerdere redenen. Eén daarvan is dat voor de export van zaden, jonge planten en uitgangsmateriaal in algemene zin een nultolerantie geldt op het gebied van fytosanitaire eisen. Met andere woorden: importerende landen eisen dat het uitgangsmateriaal volledig vrij is van organismen. Je hebt dan vaak middelen nodig om die garantie te kunnen geven."­­  

Zaaizaad moet per definitie vrij zijn van ziektes. "Zaadbehandeling zal daarom altijd nodig blijven: met middelen of met alternatieve ontsmettingsmethodes, zoals warmte­behandeling. Overigens is het, in het kader van duurzaamheid en emissiebeperking, vaak zeer effectief om bepaalde gewasbeschermings­middelen toe te voegen aan zaaizaad. Die middelen beschermen het kiemende plantje. Ze worden zeer gericht toegepast en in een zeer lage dosering. Met als gevolg dat er verderop in de teelt minder bespuitingen nodig zijn. Uiteraard gaat onze voorkeur bij zaad­behandeling uit naar laag-risico middelen, dus met zo min mogelijk milieu-impact. Maar die zijn nog maar beperkt voorhanden." Gea Bouwman voegt toe: "De inzet van gewasbeschermingsmiddelen onderdrukt ziektes en remt daarmee het doorbreken van genetische resistenties. Daardoor helpen gewasbeschermings­middelen de veredelaars om met resistentie voor te blijven. Veredeling en gewasbescherming gaan daarin hand in hand."

Kleine toepassingen, extra strenge regels

De toepassingen van gewasbeschermings­middelen in uitgangsmateriaal zijn voor de gewasbeschermingsbedrijven kleine toepassingen. Het gaat immers om kleine (zaad)teelten. En in de toepassing als zaadbehandeling gaat het veelal om kleine hoeveelheden. Hierdoor zijn voor een dergelijke toepassing de kosten voor toelatingsonderzoek voor toelatinghouders niet te verantwoorden.

Bovendien gelden voor toepassingen in uitgangsmateriaal soms onevenredig strenge regels. Bijvoorbeeld, voor jonge koolplanten die binnen opgekweekt worden en later naar buiten gaan, moet zowel voor binnenteelt als voor buitenteelt een dossier geleverd worden. En voor zaadbehandeling is voor kleine toepassingen geen nationale aanvraag (NLKUG) mogelijk. Dat kan alleen zonaal, wat dan bij zaadbehandeling (net als bij glastuinbouw) ook nog direct voor heel Europa betekent.

Het gevolg is dat de sector plantaardig uitgangsmateriaal kampt met een snel smaller wordend middelenpakket. "Tegelijk zijn de risico’s voor mens, dier en milieu bij de toepassing in uitgangsmateriaal juist zeer klein", merkt Niels Louwaars op. "We zijn met het Ctgb in gesprek om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor versoepelingen in de toelatingsbeoordeling. We merken dat het Ctgb open staat voor gesprek. Ook dat is belangrijk voor het realiseren van de doelstellingen van Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Want gezond uitgangsmateriaal is het begin van iedere weerbare teelt."

'De hoop is dat veel toepassingen vrijgesteld worden van de GMO-wetgeving'